Vanaf 2008 is er in de Nederlandse politiek een aanhoudende campagne gaande om, net zoals tijdens de bezetting door Duitse nazi’s (31 juli 1940 t/m 5 augustus 1940), de koosjere slacht te verbieden in Nederland.
Het is duidelijk dat de koosjere slacht, en de implicaties van een verbod daarop voor de Joodse gemeenschap, niet meer heilig is in de zin van eerbiedwaardig in het huidige Nederland. Er kan aan getornd worden, het mag beschimpt worden en ja, misschien zelfs wel verboden worden.
Dat de koosjere slacht in deze zin niet meer ‘heilig’ is, vind ik zeer problematisch. De Joodse gemeenschap heeft zo’n 400 jaar lang buitenproportioneel bijgedragen aan de economie, het intellectuele en geestelijke leven, de wetenschap en de samenleving in ruimer verband. Je zou als één van de oudste minderheden toch verwachten een redelijker, respectvoller gesprek te hebben over de koosjere slacht.
In één zin is de koosjere slacht wat mij betreft niet ‘heilig’ in de zin van verheven en dat betreft de waarde van dierenwelzijn. Hoewel ik betwist dat de koosjere slacht per definitie pijnlijker zou zijn dan de industriële slacht, is het natuurlijk wel zo dat ook bij de koosjere slacht het dierenwelzijn verbeterd kan worden. Ik spreek hier niet specifiek over de situatie in Nederland en evenmin is dit halacha, maar wel een waarde waar wij consumenten van koosjer vlees onze producenten op behoren te bevragen.
Duizenden jaren lang lieten wij de volkeren zien hoe wij omgingen met onze dieren en leerden wij hen over het verbod op dierenwreedheid (‘eber min ha’chai). Het is tijd dat we deze boodschap weer zichtbaar gaan uitdragen, zoals opgedragen door de Eeuwige.