In de tijd dat het Joodse volk Egypte verliet, was het heel gebruikelijk om goden te dienen door voor hen te offeren. Je kon ze op die manier een beetje naar je hand zetten, bijvoorbeeld om je oogst te laten slagen.
De God van Israël laat zich echter niet omkopen met offers.
De stier uit je stal heb ik niet nodig, noch de bokken uit je kooien. […] Had ik honger, ik zou het je niet zeggen, van mij is de wereld en wat daar leeft. Eet ik soms het vlees van stieren of drink ik het bloed van bokken?
Psalm 50
Wat moet ik met al jullie offers? – zegt de Eeuwige.
Jesaja 1:11
Inhoud
Wat wil Hasjeem dan wel?
Liefde wil ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer.
Hosea 6:6
Schept de Eeuwige meer behagen in offers dan in gehoorzaamheid? Nee! Gehoorzaamheid is beter dan offers, volgzaamheid is beter dan het vet van rammen.
1 Samuel 15:22
Dit zegt de Eeuwige van de hemelse machten, de God van Israël: Maak van je brandoffers maar vredeoffers: eet zelf het vlees maar op! Toen ik jullie voorouders uit Egypte leidde, heb ik hun nooit iets gezegd of voorgeschreven over brand- en vredeoffers. Wat ik hun geboden heb, is dit: ‘Wees mij gehoorzaam, dan zal ik jullie God zijn en zullen jullie mijn volk zijn.’
Jeremia 7:21-23
Geminimaliseerd
In eerste instantie heeft Hasjeem Israël niet opgedragen om offers te brengen, zie de tekst hierboven. Pas toen zij bij het gouden kalf lieten zien moeilijk zonder deze rituelen te kunnen, werden ze ingevoerd en tegelijkertijd geminimaliseerd:
- Offers mochten alleen in de tempel gebracht worden (Deuteronomium 5:13).
- Er mocht maar een tempel gebouwd worden (Deuteronomium 12:26).
- Alleen priesters mochten offeren.
- Alleen de leden van een bepaalde familie konden priester worden.
- Zondoffers konden alleen gebracht worden voor onopzettelijke overtredingen (Leviticus 4) en in bepaalde, zeldzame gevallen (Leviticus 5).
Hoe maken wij het dan goed met Hasjeem?
De Eeuwige heeft een geschil met zijn volk, hij klaagt Israël aan: ‘Mijn volk, wat heb ik je misdaan? Waarmee heb ik je gekweld? Antwoord mij! […]’
‘Wat kan ik de Eeuwige aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers, zou hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan, de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’
Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Eeuwige van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.
Micha 6:2-8
Waarom liever geen offers?
Als wij offers brengen, kunnen wij in de waan zijn het daarmee goed te hebben gemaakt, zonder ons gedrag wezenlijk te veranderen. Wij stellen daarmee een vals vertrouwen in offers.
Van een plaatsvervangend offer kan in het jodendom al helemaal geen sprake zijn.
‘Ach Eeuwige,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ De Eeuwige antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek.’
Exodus 32:13-33
Ezechiël herhaalt dit principe:
Alleen wie zondigt zal sterven.
Ezechiël 18:4
En waarom kan Hasjeem dit principe laten gelden? Omdat er niemand ‘vrijgekocht’ hoeft te worden:
Weet dat alle mensenlevens mij toebehoren.
Ezechiël 18:4
Conclusie
Joodse profeten waarschuwden meermalen tegen het vertrouwen op offers. Zij zouden dan ook luidkeels geprotesteerd hebben tegen een godsdienst die het vertrouwen in een offer centraal stelt.
Hasjeem heeft geen offer nodig om ons te kunnen vergeven, hij is almachtig. Er hoeft ook geen weg naar de Vader gebaand te worden, die stond altijd al wagenwijd open.
Allen die hem aanroepen is de Eeuwige nabij.
Psalm 145:18
Laat hij terugkeren naar de Eeuwige, die zich over hem zal ontfermen; laat hij terugkeren naar onze God, die hem ruimhartig zal vergeven.
Jesaja 55:7