Deze vraag heb ik de afgelopen periode, sinds ik bezig ben met fondsen werven voor mijn vervolgopleiding vaker gehoord.
Er zijn meerdere onderdelen aan de opleiding. Gebruikelijk is het om eerst te leren voor gevogelte (ofoth) en daarna voor kleinvee en vee (behemoth), omdat elk gedeelte behoorlijk complex is.
Voor elk examen heb je het theoretische en het praktische gedeelte. De theorie noemen we de ‘halacha’, de Joodse regels, in dit geval omtrent de koosjere slacht (sjechita). Om de theorie te leren gebruikte ik bij beide gedeelten de Misjnee Tora van de Rambam en de Sjoelchan Aroech van de Maran, plus nog enkele kleinere werken met commentaren. Om over deze stof vervolgens mondelinge en/of schriftelijke examens te maken.
Bij het eerste gedeelte, dat ik deed in Jeruzalem bij Midrash Sepharadi, was het grootste en lastigste gedeelte van de praktijk het leren slijpen van het slachtmes. Bij de koosjere slacht, in tegenstelling tot bij de industriële slacht en de halal-slacht, mogen er geen bramen op het mes zitten. Dit is een absoluut verbod, omdat bramen op het mes pijn kunnen veroorzaken bij het dier. We weten allemaal bijvoorbeeld dat je je kunt snijden aan vlijmscherp glas, zonder dit door te hebben. Het zijn bramen op het mes die pijnsensaties veroorzaken. Om deze bramen op het mes te herkennen en te kunnen wegwerken kost ontzettend veel tijd en ervaring. Ik ben daar heel veel dagen van ochtend tot avond mee bezig geweest en kreeg bij elk goed resultaat van mijn leraar weer een mes met verse bramen mee. “Wax in, wax out”, die ervaring uit de ”Karate Kid’ (1984) dus. 😉
Zodra de theorie over het eerste gedeelte en dit stukje praktijk op orde is, is het tijd voor het laatste praktijkgedeelte van dit eerste gedeelte, het slachten van kippen. Dit vereist ook een ervaren leraar, omdat het dier zo min mogelijk stress mag ervaren vanuit de Joodse wet. De koosjere slacht moet meerdere malen correct voorgedaan worden in aanwezigheid van je leraar, waarna je officieel geslaagd bent voor het eerste gedeelte.
In het tweede gedeelte, dat over kleinvee en vee gaat, is de studiestof enorm veel uitgebreider en complexer. In de Misjnee Tora staan 70 punten genoemd waarop we bij controle van het dier na de geslaagde koosjere slacht toch moeten concluderen dat het dier niet geschikt is voor de koosjere consumptie. Op deze punten controleert men niet in de industriële slacht en de halal-slacht. Bij dieren (voornamelijk kippen) die bij mij afvallen voor de koosjere consumptie geef ik aan Marokkaans-islamitische buren, want volgens de islam is dit vlees nog wel halal.
Om de 70 punten waarop een dier na een geslaagde slacht alsnog afgekeurd kan worden te herkennen is ook ontzettend veel ervaring nodig onder begeleiding van een leraar. Het theoretische gedeelte moet perfect gememoriseerd zijn, ik ben daar al een goed jaar mee bezig en nog niet tevreden, om maar een indicatie te geven. En ik heb de aspiratie om sjechita-trainer te worden, dus er is nog flink werk aan de winkel!
Naast deze 70 punten zijn er ook nog de verboden vetten en de heupzenuw (גִּיד הַנָּשֶׁה) die verwijderd moeten worden. Ook dit is zeer complex en een minutieus werk, waar veel ervaring en engelengeduld voor nodig is. De Eeuwige laat ons Joden hard en lang werken als wij vlees willen eten. Het is niet bepaald een aanmoedigingsbeleid, hoewel vlees eten deel is van de Hebreeuwse cultuur.
Ook dit praktijkgedeelte moet worden afgesloten met meerdere koosjere slachten in het bijzijn van een leraar, waarna je ook geslaagd bent voor het tweede gedeelte.